Ondanks pogingen van schrijvers als Jan Kuitenbrouwer (Turbotaal, 1987) en Paulien Cornelisse (Taal is zeg maar echt mijn ding, 2009), blijven de vreemde kantoortermen en allerlei uitgekauwde clichés maar rondzingen in het bedrijfsleven. Tenenkormmende akortingen, Engelse termen waarvan de nekharen bij menigeen recht overeind gaan staan en vreemd aangepaste werkwoorden. Kantoortaal blijft een fascinerend fenomeen.
Afko’s
Kuitenbrouwer noemde ze gekscherend afko’s, de afkortingen voor woorden die er daardoor niet mooier op worden. Met “Dit project heeft prio” bedoelt iemand dat deze werkzaamheid prioriteit heeft. “Heb je een gaatje voor een bilaatje?” is vrij vertaald de vraag of je tijd hebt voor een bilateraaltje oftewel gesprekje. Een belangrijk kenmerk van kantoortaal is dat het de materie er niet duidelijker op maakt. Integendeel zelfs. Niet zo gek dat er daarom veelvuldig de spot mee gedreven wordt. Zelfs de vrijdagmiddagborrel hebben ze afgekort tot vrijmibo. Vaak is er zo’n hyperactieve manager die roept dat “we tijdens de vrijmibo even kunnen sparren over een follow-up”. Was er maar een mamibo, zie je sommige werknemers denken.
Getting things done-mentaliteit
Deze heb je wel eens in een vacature gelezen: de getting things done-mentaliteit. Dit betekent niets anders dan dat je je werk goed doet. Niet alleen onduidelijk, maar ook overbodig. Je gaat er althans vanuit dat iemand geen halfbakken werk wil leveren. Sommige mensen denken dat het gebruik van Engelse termen op een positieve manier opvalt of de zaak belangrijker maakt. Dat is niet het geval, het werkt eerder op de lachspieren. We zien dit overigens niet alleen in het bedrijfsleven. Zeker Engelse werkwoorden die in de moerstaal verbogen worden, zijn niet meer weg te denken: “Deze zangeres kan echt goed performen, daar wil ik graag een keer mee connecten”.
Uitkristalliseren
Ook de Nederlandse woordenschat wordt uitgebreid met diverse verminkingen. Uitkristalliseren, terugkoppelen, co-creëren en doorcommuniceren bijvoorbeeld (die laatste is net zo’n tautologie als uitserveren). Iets uitvoeren is op een dag ‘uitrollen’ geworden. Het zijn termen die niet de schoonheidsprijs verdienen. Daarbij rijden we graag taaltechnisch auto: we parkeren dingen na het weekend of trappen even flink op het gas tijdens een campagne.
Een stukje nee kunnen zeggen
Stukjes, daar zijn we gek op in het bedrijfsleven. Een stukje toewijding, of beter nog, een stukje commitment. Een stukje communicatie-skills. Een stukje doorpakken. Het stukje is onuitroeibaar gebleken. Mede omdat niemand weet waar het vandaan komt – en dan heb je met taalkundig onkruid als het ‘stukje’ een probleem. Misschien wel de opvallendste zin ooit gehoord op een kantoor: “Je moet ook een stukje nee kunnen zeggen”.